Dat bloed een uniek element is van het lichaam, puur individueel en heel belangrijk, werd de jongste tijd al menigmaal bewezen. Vooral vanwege het feit dat besmettingen en levensbedreigende ziekten aantoonbaar zijn door een bloedanalyse. Er moet dus niet lichtzinnig mee worden omgesprongen. Transfusies zowel als verwondingen, al dan niet gewild, leveren altijd een risico op. Bijvoorbeeld het zetten van piercings, zelfs mooie dingen zoals oorringetjes bij kinderen en vrouwen kunnen een poort zijn waarlangs virussen en bacteriën het lichaam binnendringen en soms onherstelbare schade aanrichten. Denk aan aids. Het is verstandig er niet op te rekenen dat de ziekte niet levensbedreigend is.
Bloed, een vingerafdruk van de gezondheid van het individu. Zoals je bloed is er maar één staal op de wereld!
Karakteriële veranderingen
Elk vreemd corpus of lichaam dat het eigen lichaam wordt binnengebracht is een potentieel gevaar. Zo is bekend dat patiënten die een donornier of een donorlever hadden gekregen karakteriële en uitwendige kenmerken van de donor overnamen.
In Ierland werd gerapporteerd dat personen na een transfusie zowel het stemtimbre als de haarkleur van de bloeddonor hadden overgenomen.
Dat betekent fat bloed een levensbelangrijk maar ook een uniek orgaan is met alle kernmerken van de persoon zelf. Zowel de gevoeligheden voor bepaalde stoffen, voedsel, medicijnen, omgevingsfactoren zoals de immuniteit worden opgenomen en opgesloten in de kenmerken van het bloed. Het is dan ook met stip op één, het belangrijkste orgaan van het lichaam.
Het is verstandig er dus met beleid en niet lichtzinnige mee om te springen.
Zo uniek als je vingerafdruk
Want bloed is een fingerprint, een vingerafdruk van de eigen identiteit. Dat bleek toen recent gewag werd gemaakt in the Lancet van een jongeman die na een transfusie compleet de haarkleur en de huidkarakteristieken, plus een aantal ziekelijke neigingen kreeg van de vrouw van wie hij het donorbloed had gekregen. „Bloed redt levens” zegt men, maar er moet toch best wat kritischer worden nagedacht en vooral veel kritischer worden omgesprongen met de beslissing om al dan niet bloed te geven of te krijgen.
Het is al duidelijk dat veel ziekten kunnen worden afgelezen van de kwaliteit van bloed. Ook de kankerindex. Stel je voor dat je net bloed krijgt van iemand wiens gezondheid wordt beheerst door een ontsporing van de cellen en een latente kanker heeft, zonder dat de bloeddonor daar op dat moment iets van afweet. Is het niet voorzichtiger niet te moeten denken aan deze beangstigende gedachte? Feit is dat het anders ook kan, dat werd bewezen doordat het gebruik van donorbloed spectaculair daalde nadat de eerste besmettingen met Aidsbloed waren gerapporteerd.
The British Journal of Surgery publiceerde een artikel waarin cijfers werden geciteerd: vooraleer het courant toedienen van bloedtransfusies bij patiënten met bloedende maagzweer werd toegepast was het gemiddelde sterftecijfer 2,5 percent. Na het toepassen van algemene bloedtransfusie was dit cijfer opgeklommen tot 10 percent. Het kan zijn dat bloed af en toe levens redt, het is beslist zeker dat bloed vaak levens afbreekt. Voldoende redenen voor het individu om van de wet te verkrijgen zelf te mogen kiezen op welke wijze zijn leven moet worden gered: met veilige middelen die soms een risico meebrengen, of met onduidelijk donorbloed dat veel vaker een latent risico inhoudt.