Als iemand in je omgeving hard aan het hoesten gaat, wordt verschrikt opgekeken, waarna gewoonlijk de reactie volgt “wees gerust, het is geen Covid, het is maar een verkoudheid”. De klassieke reactie deze zomer. Niemand wil graag bekeken worden of beschuldigd van besmettelijkheid. Gevolg: een ren naar de huisarts met de vraag om er zo spoedig mogelijk vanaf te geraken en meestal komt daar de opmerking bij: “geef me maar krachtige antibiotica”.
Daar begint het. Ons land is wereldkampioen in het voorschrijven van antibiotica. Die traditie zit er bij de huisartsen sterk in. Het is deels het gevolg van een opleiding die weliswaar wetenschappelijk genoemd wordt, maar op de verantwoordelijkheid van de farmaceutische industrie mag worden geschreven.
Aan de universiteit van New York hebben vorige maand een paar profs opgeroepen om het wereldwijde misbruik van antibiotica aan banden te leggen, vanwege de exponentiële groei van de problemen door de ziekenhuisbacterie. Talloze patiënten zijn resistent geworden aan antibiotica en in geval van hoge nood, werken ze niet meer.
Dat is een wereldprobleem geworden. Bovendien zijn antibiotica ook nog eens verantwoordelijk voor de achteruitgang van de gezondheid van de darmflora en daardoor ook verantwoordelijk voor meer allergische reacties, meer longproblemen en aandoeningen van het zenuwstelsel en de hersenen. Hoe los je dat op? Bovendien wordt meer een merknaam dan inhoudsstoffen voorgeschreven. Generische middelen zouden daar een oplossing moeten kunnen voor bieden. Maar nog beter is zich “natuurlijk” te laten helpen op een zo natuurlijk en efficiënt mogelijke wijze.
De gezondheid van de patiënt moet centraal worden gesteld en niet het voorschrift.
België is kampioen pillen slikken
We moeten stoppen met de discussie over het voorschrijven van een stofnaam of een merkartikel. We moeten zowel op wetenschappelijk als op maatschappelijk verantwoorde wijze een voorschrift aan de patiënt afleveren en de apotheker moet worden aangezet tot het kiezen van een product dat de beste prijs/kwaliteit verhouding heeft. Bovendien moet de huisarts een nieuwe functie krijgen en meer een gezondheidsraadgever worden dan een voorschrijver bij ziekte, dat heeft prof. Jan De Maeseneer van de Gentse universiteit altijd al beweerd.
In de hitparade van pillenslikkers staat België zesde op de wereldranglijst. Het verbruik van geneesmiddelen ligt in België twee- tot driemaal hoger dan in Nederland. Zestien percent van de Riziv-begroting gaat naar terugbetaling van medicijnen. Na Frankrijk is België het land waar het meest kalmeermiddelen worden verkocht en hoewel generische geneesmiddelen doorgaans twintig percent goedkoper zijn, zijn ze nog niet echt doorgebroken. De verkoop van generische geneesmiddelen in België wordt begroot op 1 percent van de markt, terwijl dit in Engeland en de Verenigde Staten 50 tot 60 percent van de markt bedraagt.
Volgens de prof huisartsgeneeskunde moeten de inkomsten van de apotheker dringend losgemaakt worden van de omzet en de verloning van de arts moet ook op een andere wijze gebeuren dan nu een betaling per visite of consultatie. We moeten meer in de richting van een gezondheidsabonnement denken.
De vraag is natuurlijk of de huisarts wel opgeleid is om zijn rol te spelen in dit nieuwe gezondheidsconcept.
Het voorschrijven van een wetenschappelijke of een stofnaam in de plaats van een merknaam is al langer een probleem. De arts zou gewoon anders moeten gaan voorschrijven. Op die manier krijgt de apotheker de mogelijkheid verschillende voorstellen te doen aan de patiënt waarin de keuze naar de beste verhouding tussen prijs en kwaliteit kan worden gemaakt.
Verantwoordelijkheid
De verantwoordelijkheid van de apotheker wordt inderdaad groter, maar als er een goed overleg is tussen artsen en apothekers maak je het risico zeker niet groter. In Nederland bestaat het systeem van de FTOP’s, het zogenaamd Farmaco Therapeutisch Overleg, waar artsen, gezondheidswerkers en apothekers elkaar ontmoeten in een regionaal of buurtcomité. In de huidige opleiding van jonge studenten is het overleg tussen apotheker en arts al ingebouwd. Daarmee vergroot de veiligheid voor de patiënt, zeker als er inschrijvingsplicht zou komen voor de huisarts en het globaal medisch dossier bij één enkele arts zal berusten. Er blijft evenwel een zeker risico bestaan omdat er nog altijd vrijheid van apothekerskeuze is. Als ook daar een inschrijving verplicht zou worden, kan er ook een betere controle worden gehouden zowel op gebruik als de hoeveelheid afgeleverde medicijnen, wat zeker in het belang van de gezondheid van de patiënt zou zijn. Maar die discussie moet eigenlijk al niet meer gevoerd worden, gezien door de digitalisering, het dossier van elke patiënt qua medicijnverbruik door elke apotheker kan worden gezien.
Een patiënt kan niet alles weten. Als hij een voorschrift krijgt van een specialist, dan is de doorsnee patiënt niet in staat te achterhalen wat de interactie van dit middel is met een ander product dat vrij te koop is in de apotheek. Als hij steeds bij dezelfde apotheker zou gaan, kan deze hem wijzen op het mogelijke gevaar beide producten tegelijk te nemen. Soms gaat een patiënt zowel naar de huisarts als naar een specialist zonder doorverwezen te zijn. Daardoor zit hij soms met twee soorten voorschriften. Bij zo’n ontdekking kan hij overleg plegen met de huisarts. Als daar geen deskundig advies op komt is het gevaar niet denkbeeldig.
Anders gaan voorschrijven
Het is duidelijk: er moet een drastische wijziging van het voorschriftgedrag komen. Neem nog maar enkel het probleem van de antibiotica en de problematische toenemende resistentie daartegen. In de Scandinavische landen, Engeland en Nederland worden veel minder antibiotica voorgeschreven en slechts zelden een breedspectrum. Als het nodig is, geeft men er de voorkeur aan een smalspectrum zoals penicilline. In België is het nog altijd gewoonte om eerst aan een breedspectrum te denken. Bovendien moet je bij acute bronchitis of een verkoudheid absoluut geen antibioticum voorschrijven, ook niet bij een infectie van de bovenste luchtwegen of een sinusitis en evenmin bij een acute keelontsteking. Er zijn genoeg andere goede werkzame middelen.
Antibiotica zijn pas zinvol als die gebruikt worden waarvoor ze dienen. Bij een longontsteking kan het levensreddend zijn, maar als men voor banale problemen de resistentie van de patiënt al opgedreven heeft, komt zijn leven pas echt in gevaar. Gelukkig is dat proces omkeerbaar, wat bewezen wordt door een Finse studie. Hier schrijft men beduidend minder antibiotica voor de laatste tijd en men merkt dat de resistentie afneemt. In Spanje wordt ongelooflijk veel antibiotica gebruikt, maar de resistentie is nog steeds aan het groeien. Hoe meer men een breedspectrum gebruikt, hoe sterker de resistentie toeneemt.
En als daarnaast nog aandacht komt voor een goedkoper en evenwaardig product betekent dat een enorme besparing. Zelfs de farmaceutische industrie kan op die manier haar jaarbudget van 20 miljard voor reclame beter benutten voor de research naar nieuwe middelen.
Huisartsen omscholen
Als het bevorderen van de gezondheid als centraal thema wordt genomen, kan iedereen, zelfs de industrie er baat bij hebben.
De huisarts moet echt een eerstelijnsarts zijn die het eerste contact legt met de patiënt, zoveel mogelijk zijn probleem oplost, de coördinatie doet met mogelijke andere hulpverleners, het contact onderhoudt met de rest van zijn gezin en hierin ook een vertrouwensrol vervult en continu de verantwoordelijkheid opneemt voor de patiënt en zijn gezondheidsbelangen verdedigt. Dat betekent ook dat bij de opleiding – wat nu al gebeurt – ingespeeld wordt op een volwassen verhouding tussen arts en patiënt. Daarin is een ander voorschriftgedrag inbegrepen. In Nederland komt slechts 54 percent van de patiënten met een voorschrift buiten bij de huisarts terwijl dat in België in 89 percent van de gevallen gebeurt. In de Verenigde Staten is 15 percent van de ziekten bij 65-plussers, iatrogeen; dat zijn ziekten veroorzaakt door medicijnmisbruik. Nu zijn veel huisartsen bang om iemand naar huis te sturen zonder voorschrift, want hoe kan iemand een ziekte genezen zonder medicament… en dus lopen patiënten nadien misschien naar een andere arts.
De arts moet naar een soort deskundig raadgever evolueren die ook invloed kan uitoefenen op het gedrag van de patiënt: zoals stoppen met roken, meer aan sport doen, werken aan de gezinsrelatie enz… Op die manier wordt meer het accent gelegd op de relatie arts/patiënt dan op het voorschrift en wordt hij meer manager van de gezondheid van zijn patiënt.
Aangezien nu ook de specialisatie huisartsgeneeskunde aan de universiteit gedoceerd wordt is de jonge huisarts ook beter communicatief getraind. Hij wordt geleerd echt gesprekken te voeren met de patiënt en naar hem te luisteren. Ook pas afgestudeerden verwachten van hun beroep als huisarts iets totaal anders dan de artsen twintig jaar geleden. Ze willen een betere verdeling tussen privé en professioneel leven en ze willen helemaal geen 80 uur per week meer werken. Daarom gaan vele jonge afgestudeerden trouwens naar Nederland en Engeland, omdat de filosofie van de geneeskunde beter aansluit bij hun eigen nieuwe levensfilosofie.
Maar intussen verandert de maatschappij en ook de gezondheidszorg.
Geen eenvoudige zaak. Er komen meer groepspraktijken en de rol van “mijnheer doktoor” als huisarts lijkt wat uitgespeeld. Enerzijds jammer omdat de arts het gezin best kende, anderzijds goed omdat de afhankelijkheid van big farma verkleint en er meer controle is. Maar nog altijd is het zo dat het gezond verstand dient om te worden gebruikt. En… de natuur geneest meer dan velen graag toegeven, omdat er minder aan te verdienen valt. En bovendien is preventie nog altijd het belangrijkste.