Het Instituut voor Demoskopie uit Allensbach in Duitsland wilde wel eens te weten komen welke vooroordelen de ronde deden over het vrouwelijke geslacht. Daarbij kwamen ze tot de vaststelling dat mannen zich op de eerste plaats vooral ergeren over vrouwen-achter-het-stuur. Maar de heren koesteren nog andere vooroordelen in verband met de leden van de andere sekse.
De meeste mannen ergeren zich, meestal onterecht, aan het rijgedrag van vrouwen.
Zo zijn velen van hen nog steeds van mening dat vrouwen dommer zijn dan mannen; dat ze op het werk minder hard kunnen presteren; dat ze van techniek geen kaas hebben gegeten; dat ze babbelziek zijn en teveel kletsen; dat ze alleen goed zijn in het krijgen van kinderen en het spelen van huisvrouwtje; dat ze haatdragend, hysterisch en twistziek zijn; dat ze niet logisch kunnen redeneren; dat er typische vrouwen- maar ook mannenberoepen zijn (voorbeelden van dat eerste zijn verpleegster, vroedvrouw, naaister, binnenhuisarchitecte, secetaresse, typiste en kuisvrouw); dat ze niets van politiek begrijpen en dat ze aan de telefoon urenlang nutteloos en babbelziek zitten te tateren met hun vriendinnen.